Zwarte ruiter
In de winterperiode kenmerkt de zwarte ruiter zich door een overwegend grijze kleuring. De poten variëren van rood tot zwart, terwijl de snavel zwart is met een rode basis. Daarnaast vertoont de zwarte ruiter gedurende de wintermaanden een opmerkelijk ander gedrag in vergelijking met de broedtijd. In deze periode worden zij vaak waargenomen in kleine groepen, foeragerend langs ondiepe kustlijnen, slikken en modderige oevers. Het dieet van de zwarte ruiter bestaat grotendeels uit kleine insecten, wormen en schaaldieren, die zij met precisie uit de bodem weten te verzamelen dankzij hun lange snavel. Deze aanpassingen illustreren hun uitzonderlijke vermogen om te overleven in koude en voedselarme omstandigheden.
Een volwassen exemplaar van deze vogelsoort bereikt een gemiddelde grootte van ongeveer 30 centimeter. In het zomerseizoen kenmerkt het verenkleed zich door een zwarte kleur met opvallende witte vlekken op de bovenzijde. De stuit en de onderzijde van de vleugels zijn eveneens wit. De leefomgeving van deze vogel speelt een cruciale rol in zijn levenscyclus. Deze soort wordt voornamelijk aangetroffen in open landschappen, waaronder graslanden, moerassen en ondiepe waterpartijen. Dergelijke gebieden voorzien niet alleen in een rijk aanbod aan voedsel, zoals insecten en kleine weekdieren, maar bieden eveneens beschutting en veilige broedplaatsen. Het behoud en de bescherming van deze habitats zijn van fundamenteel belang voor het voortbestaan van de soort.